1. De Baselse Hauck werkt vooral in de buurt van Heilbronn

Johann Peter Friedrich Hauck wordt wel de ‘Baselse’ Hauck genoemd, omdat hij tussen 1752 en 1760 in Basel werkte. Uit die periode zijn enkele portretten van zijn hand bekend van raadsheren en kooplieden. Daartoe behoort het portret van de fabrikant Jeremias Wildt-Socin, op dat moment een van de rijkste inwoners van de stad. (Bijlage Catalogus portretten) Hoewel Johann Peter Friedrich in Basel dus enige portretten op zijn naam had staan, werd de stad toch niet de definitieve woonplaats. Dat werd Heilbronn (in het huidige Baden-Württemberg), waar hij vanaf 1757 geregistreerd staat als burger. Het meeste werk vervaardigde Hauck echter niet in Heilbronn, maar aan het hof van het nabijgelegen Hohenlohe-Öhringen. Hohenlohe werd, met uitzondering van Öhringen, in 1757 tot ‘Reichsfürstentum’ verheven. Ongetwijfeld is het niet toevallig dat Hauck zich juist toen in Heilbronn vestigde. Hij zag er kans om een vaste aanstelling aan het hof te krijgen. Het vorstendom Hohenlohe-Öhringen was van 1708 tot 1765 in handen van Johann Friedrich II (1683-1764). Die werd opgevolgd door Ludwig Friedrich Carl (1723-1805). Hauck zal dus beide vorsten als opdrachtgever hebben gehad. Hauck moet voor het hof veel portretten hebben geschilderd.

2. In trek als kopiist
Johann Peter Friedrich Hauck was behalve portrettist ook een goede kopiist van geschilderde portretten. Blijkbaar had hij daarin een zodanige reputatie opgebouwd dat zelfs vanuit Londen zijn hulp werd ingeroepen. De uit Mörlach (bij Neurenberg) afkomstige miniatuurportrettist Christoph Adam Carl (Carl) von Imhoff (1734-1788), die sinds juni 1767 in Londen woonde, had tot zijn grote vreugde opdracht gekregen de Engelse koningin Sophia Charlotte van Mecklenburg-Strelitz (1744-1818) te portretteren. Van een dergelijke opdracht hing veel af en een negatief oordeel over het resultaat kon de reputatie van een kunstenaar behoorlijk schaden. Von Imhoff worstelde vooral met de keuze van de juiste pose. Een houding die hem zeer geschikt leek, kende hij van het portret van Charlotte Sophie von Wacks-Pflug (1743-1805), die zich, naar hij wist, omstreeks 1766 in haar woonplaats Heilbronn had laten portretteren. Von Imhoff wilde van het portret graag een kopie en schreef daarvoor op 25 januari 1768 zijn broer Friedrich Wilhelm, die als ‘Oberforstmeister’ werkzaam was op Hohenlohe-Öhringen. Hij vroeg hem of hij Hauck – die hij Hauff noemde – wilde benaderen om het portret te kopiëren. Er van uitgaande dat Charlotte Sophie van Wacks zou instemmen, stuurde hij alvast wat aanwijzingen voor Hauck mee, waaraan hij zich had te houden. Hauck moest kleding, handen en achtergrond kopiëren, en indien mogelijk, eveneens hoofd en kapsel. Daarbij moest hij het coloriet ‘genau in acht nehmen, es so gut wie immer möglich kopieren und recht ausarbeiten […].’ Mocht Hauck daarin slagen dan kon hij ‘fordern, was er haben will, welches ich ihm mit Vergnügen geben will.’ Er was nogal haast bij, want Von Imhoff wilde het portret van de koningin in april exposeren en hij zou zeker zes weken nodig hebben om het te schilderen. Daarom zette hij zijn broer behoorlijk onder druk: ‘Bestelle es aber geschwind und schreibe mir dan gleich.’ Aangezien Von Imhoff op 10 februari nog steeds geen portret had ontvangen, werd hij ongeduldig. Verdere correspondentie ontbreekt, maar alles kwam op tijd in orde. Het portret van de koningin werd in Londen op 28 april 1768 geëxposeerd in de Society of Artists, met in de catalogus de vermelding ‘Imhoff, Miniature Painter, Portrait of Her Majesty, in miniature, painted from life’. Uit het feit dat Von Imhoff in de brief aan zijn broer schrijft over ‘dem Maler aus Heilbron [sic], Hauff, wie ich glaube’ kan men afleiden dat hij Hauck als persoon niet goede kende. Wel moet hij op de hoogte zijn geweest van de kwaliteit van diens werk, waardoor hij een kopie van zijn hand als basis wilde gebruiken voor deze voor hem zo belangrijke opdracht.

Het portret van Charlotte Sophie von Wacks, waarover Von Imhoff spreekt, is niet getraceerd. Wel bevindt zich in de Städtische Museen Heilbronn een portret van haar, gedateerd 1771 en vermoedelijk door Hauck naar het leven geschilderd. Charlotte Sophie was de tweede echtgenote van Gottlob Moriz Christian von Wacks (1720-1807) met wie zij in 1762 was gehuwd. Von Wacks was Hauck niet onbekend. In het genoemde museum bevinden zich twee door Hauck geschilderde portretten van hem, gedateerd 1761 en 1771. Von Wacks was in 1770 tweede burgemeester van Heilbronn geworden als opvolger van zijn in 1769 overleden voorganger Georg Heinrich Orth (1698-1769). Ook die familie behoorde tot de opdrachtgevers van Hauck. In 1761 had hij Johann Rudolf Schlegel (1729-1790) geportretteerd, de echtgenoot van Sophia Dorothea Orth (1734-1805), een dochter van de burgemeester. In 1779 ontving Hauck van de familie Orth de opdracht om maar liefst negentien kopieën in pastel naar bestaande portretten van diverse familieleden te maken. De kern daarvan vormen de zeven kinderen van de burgemeester met hun partners. Vermoedelijk was de jongste zoon, ‘Feintuchfabrikant’ Günther Julian / Julius Friedrich Orth, de opdrachtgever van de serie. Hij verhuisde na zijn huwelijk in 1779 naar Montjoie (Monschau), zo’n 300 kilometer van Heilbronn, en hij zou de kopieën besteld kunnen hebben als herinnering aan zijn familie. Het identieke formaat van de pastels — 28,5 x 20,5 cm — wijst daarop. Bovendien lijken ze in dezelfde periode te zijn gemaakt. De pastels zijn vervaardigd op blauw handgeschept papier, terwijl de originele schilderijen een groene achtergrond hebben. Mocht Günther Julian Friedrich Orth de opdrachtgever zijn geweest, dan kan de blauwe kleur zijn wens zijn geweest, omdat hij in zijn ‘Rode Huis’ een blauwe salon had, waar ook een portret hangt van zijn vrouw in blauwe kleding.

Opmerkelijk genoeg zijn er na 1779 van de hand van Hauck — ‘welcher soviel vor Öhringen gemalt hat‘ — geen portretten meer bekend. Evenmin weten we tot wanneer hij aan het hof verbonden bleef.

Wilma van Giersbergen, 2018

Met dank aan mevrouw Theodora Krist-Manthei voor de door haar verzamelde informatie over J.P.F. Hauck.