Job Augustus Bakker (1796-1876) volgde omstreeks 1814 na afronding van zijn opleiding bij het Rotterdamse Teekengenootschap lessen bij de bloemenschilder Willem van Leen en de veeschilder Jacob Kouwenhoven. Aangezien Job Augustus zich specialiseerde in landschappen met vee, zal hij meer affiniteit met de veeschilderkunst van Kouwenhoven hebben gehad dan met de bloemstillevens van Van Leen. Zijn werk is dan ook onmiskenbaar beïnvloed door Kouwenhoven, die een bekwaam schilder in dit genre werd genoemd. Kouwenhoven stoffeerde zijn landschappen meestal met schapen en geiten.[1]

Kouwenhoven was in Antwerpen in de leer geweest bij de befaamde dierschilder Balthasar Paul Ommeganck (1755-1826), die op zijn beurt weer les had gehad van de Antwerpse dierschilder Hendrik Josef Antonissen (1737-1794).[2] Daarmee staat Job Augustus Bakker in een lange traditie van het landschap- en veeschilderstuk dat zowel wortels heeft in Italië als in de Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden.

In de leer bij Ommeganck

Volgens Van Eynden en Van der Willigen verbleef Kouwenhoven een aantal jaren in ‘Braband’ [lees: Antwerpen].[3] In die stad moet hij vanaf 1796 zijn geweest (het moment van de heroprichting van de Antwerpse Academie) tot aan zijn terugkeer in 1800 naar Nederland. Naar grote waarschijnlijkheid studeerde Kouwenhoven aan de Antwerpse Academie.

Ommeganck was in 1796 mede-initiatiefnemer geweest van de heroprichting van de Academie die in 1794 op last van de Franse regering gesloten was. Ze kreeg bij heroprichting de naam École Spéciale de peinture, de sculpture et d’architecture. Ommeganck werd er leraar. Hij onderwees er het landschap dat op dat moment formeel moest beantwoorden aan het Franse neoclassicisme.[4] Het neoclassicisme is een meer ‘berekende’ kunststroming, met de nadruk op de lijnvoering en een strakke compositie waarbij de kleur ondergeschikt is. Ommeganck weigerde echter deze ‘gekunstelde’ stijl na te volgen en verzette zich bijvoorbeeld tegen het koele kleurgebruik. Hij liet zich liever inspireren door de Antwerpse en Hollandse dierschilders uit de zeventiende eeuw. Voor wat betreft lichtval en kleurgebruik volgde hij dan ook de oude meesters. Hij stoffeerde zijn voornamelijk heuvelachtige, beboste landschappen met dieren, vooral met schapen, die gehoed werden door herders of herderinnen. Ommeganck liet de volle zon schijnen op de vachten van de kudden en op zijn personages. Door de warme lichtinval doen zijn landschappen eerder aan Italië denken, waar hij overigens nooit is geweest. Ommeganck schilderde niet uit het hoofd maar naar de natuur en daarmee brak hij met de gewoonte de dieren in een gecomponeerd Italianiserend fantasielandschap op te stellen. Hij koos bestaande locaties in de omgeving van Luik, Dinant, Visé, Antwerpen, Namen en Luxemburg.[5] Zijn heuvellachtige landschappen zijn een voorbode van de romantiek. Zijn vlakke landschappen met vee daarentegen doen eerder denken de zeventiende-eeuwse Hollandse landschappen, met name aan die van Paulus Potter.

Balthasar Paul Ommeganck, Melkmeid in schemerlicht, olieverf op doek. Veiling Ottocento.
Balthasar Paul Ommeganck, Landschap met boerderij buiten Haarlem, penseel en zwart krijt. Collectie: Rijksmuseum Amsterdam, inv.nr. RP-T-00-800.
Bathasar Paul Ommeganck, Vlak landschap met bomen, olieverf op doek. Collectie Museum Boijmans van Beuningen.
Balthasar Paul Ommeganck, Koe met twee ooien en een lam onder een boom, olieverf op paneel. Collectie Kunstmakelaardij Metzemaekers.

Kouwenhoven: Antwerpen en Nederland

Het kan niet anders dan dat Kouwenhoven, voordat hij naar Antwerpen ging, de tekenpen vaardig wist te hanteren. Hij kan privétekenles hebben gehad, maar hij kan ook leerling zijn geweest van het Rotterdamse Teekengenootschap. Als dat laatste het geval is geweest, dan behoorde hij in elk geval niet tot de prijswinnaars.[6]

In Antwerpen kreeg Kouwenhoven van Ommeganck niet alleen de schildertechnische vaardigheid aangeleerd, maar ook de liefde voor het diergenre. Tijdens zijn verblijf in Antwerpen moet Kouwenhoven ook uitstapjes hebben gemaakt naar de Maasvallei, aangezien er schilderijen van hem bekend zijn uit de omgeving van Dinant en Hoei (Huy). Dat moet op aanraden van Ommeganck zijn geweest die daar zelf ook schilderde.

Jacob Kouwenhoven, Vallei aan de Maas bij Hoei, olieverf op doek. AAG Auctioneers 16-11-2015.

Omstreeks 1800 keerde Kouwenhoven terug naar Nederland en trouwde in Hillegersberg met Adriana van Vliet. Na enige jaren verhuisde hij met zijn gezin naar Rotterdam. Om extra inkomsten te genereren, gaf hij tekenles aan huis. Dat vergde echter zoveel van zijn tijd dat het ten koste ging van zijn schilderkunst. Zijn oeuvre is daarom niet groot te noemen. Bekend is dat Kouwenhoven stukken schilderde in opdracht van bijvoorbeeld de Rotterdamse kunstverzamelaars Gerrit van der Pals en Hendrik Rochussen. Sommige van zijn schilderijen vonden hun weg ook naar Engeland.[7] Kouwenhoven was net als Ommeganck beïnvloed door de zeventiende-eeuwse Hollandse veeschilders. Hij zal zeker hebben gekopieerd, vooral naar Paulus Potter en Albert Cuyp.[8]

Ook tekeningen van Kouwenhoven zijn zeldzaam; er zijn er slechts enkele bekend. Romantische elementen treft men bijvoorbeeld aan in de tekening Stormachtig landschap waar het onstuimige water voor romantische effecten zorgt.[9]

Overigens signeerde Jacob Kouwenhoven ook met ‘van’ Kouwenhoven, maar geboorte- en overlijdensregisters vermelden de familienaam zonder ‘van’.


Jacob Kouwenhoven, Gezicht op Haarlem vanuit de duinen, 1809, zwart krijt. Collectie Museum Boijmans van Beuningen.
Jacob Kouwenhoven, Studie van een ram en een ooi achter een hek in een landschap, 1808, pen en bruine inkt, gesigneerd en gedateerd; verso ‘Na ’t Leeven geteekent I.V. Kouwenhoven 1808’. Collectie British Museum, Londen.

Jacob Kouwenhoven, Stormachtig landschap, pen, bruine inkt, gesigneerd en gedateerd: ‘Kouwenhoven / 1800’ en ‘J. van Kouwenhoven fecit’. Particuliere collectie (afkomstig van Maximiliaan Anne Michiel ’s-Gravesande Guicherit, Delft; veiling Bubb Kuyper, Haarlem, 25/28-11-2014).

Kouwenhoven werd in 1814 leraar bij het Rotterdamse Teekengenootschap, waardoor hij nog minder tijd kreeg om te schilderen. Na het vertrek van de Fransen eind 1813 waren de tekenavonden weer hervat waardoor er extra leraren nodig waren. Als vanouds werd er weer wekelijks vier avonden lesgegeven aan de leerlingen, naast het tekenen van de ‘privéstand’ – het tekenen naar naakt vrouwelijk model – en het zomertekenen door de leden.[10]

Kouwenhoven zal de functie van tekenleraar niet alleen hebben geaccepteerd als aanvulling op zijn inkomen, maar ook vanwege het belangrijke netwerk. Kunstenaars en leden uit de gegoede stand – kunstliefhebbers en verzamelaars – ontmoetten elkaar tijdens de tekenavonden. Dit kon leiden tot nieuwe opdrachten. Dat gold ook voor de kunstbeschouwingsavonden waar de leden hun portefeuilles met tekeningen ter bespreking lieten rondgaan met als doel uitbreiding van hun verzameling. Ook Job Augustus Bakker accepteerde een functie bij het Teekengenootschap, ook al was hij liever verdergegaan in de filosofie. In 1816 werd hij er benoemd als leraar bouw- en doorzichtkunde. Daarmee werd hij collega van zijn leermeester Kouwenhoven.[11]

Een andere nevenfunctie die veel kunstenaars beoefenden – ook al vanwege het netwerk – was die van veilingmeester van kunstkabinetten. Zo verkocht Kouwenhoven in 1821 onder toezicht van vendumeester Petrus Eliza van Ryp in het Notarishuis aan de Gelderskade een fraaie verzameling schilderijen, tekeningen en prenten van oude en moderne meesters, nagelaten door Adriaan van den Kieboom.[12]

In 1817 maakte Kouwenhoven een reis naar Duitsland en Zwitserland waar hij vele schetsen naar de natuur maakte.[13] Het landschap dat hij onderweg zag, inspireerde hem later tot het uitwerken van de schetsen tot schilderijen die hij toonde hij op de Tentoonstelling van Levende Meesters in 1819 in Den Haag: Een Zwitsers landschap bij ondergaande zon, Een gezicht aan het Vierwoudstedenmeer en Een landschap bij Kleef.[14] Voor zover is na te gaan, is dit de enige keer geweest dat Kouwenhoven deelnam aan de Tentoonstelling van Levende Meesters.

Ook vertoefde hij kennelijk enige tijd aan de Belgische Maas, want er is bijvoorbeeld een schilderij van hem bekend uit 1824 met dat onderwerp.

Jacob Kouwenhoven, Rivier de Aar, kanton Bern, olieverf op doek. AAG Auctioneers 16-11-2015.
Jacob Kouwenhoven, Rivier de Maas, 1824, olieverf op doek. AAG Auctioneers 19-9-2011.

Behalve in de schilderkunst was Kouwenhoven ook geïnteresseerd in de nieuwe druktechniek: de lithografie. Job Andries Weiland (1784-1869), bestuurslid en voorzitter van het Rotterdamse Teekengenootschap, was de eerste in Nederland die de nieuwe wijze van drukken als kunstuiting beoefende. Vanaf 1810 zette hij zich in voor de verspreiding van de lithografie. In Rotterdam richtte hij een ‘lithografisch etablissement’ op dat, tot aan Weilands vertrek in 1826 naar Den Haag, onder leiding stond van Kouwenhoven.[15] Enkele tekeningen van Job Augustus Bakker werden, vermoedelijk op advies van Kouwenhoven en Weiland, als lithografie uitgegeven. Naar men mag aannemen zijn ze in het ‘lithographisch etablissement’ op steen overgezet en gedrukt. Het was Kouwenhoven niet gegund de leiding van het lithografisch atelier over te nemen, want hij overleed in 1825 op slechts 53-jarige leeftijd, nadat drie van zijn vijf kinderen hem waren voorgegaan.


J.A. Bakker, Landschap met twee koeien en drie schapen, litho. Stichting Cornelis Bakker-Collectie.
J.A. Bakker, Landschap met twee koeien en drie schapen, litho. Stichting Cornelis Bakker-Collectie.
J.A. Bakker, Veehoeder met koeien en schapen, waterverf en zwart krijt. Stichting Cornelis Bakker-Collectie.
https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog12_01/aa__001biog12_01_0636.php

1. Roeland van Eynden en Adriaan van der Willigen, 3 Geschiedenis der Vaderlandsche Schilderkunst, sedert de helft der XVIII eeuw (Haarlem 1816-1840) 219 en 306.

2. Max Rooses, Geschiedenis der Antwerpsche Schilderschool (Antwerpen / Den Haag 1879) 681; Van Eynden 3 (1816-1840) 219.Van Eynden 3 (1816-1840) 219, noot 1.

3. Van Eynden 3 (1816-1840) 219, noot 1.

4. F. Jos. van den Branden, Geschiedenis der Academie van Antwerpen (Antwerpen 1864) 217-218, 224 en 228.

5. Van Eynden 3 (1816-1840) 219; Rooses (1879) 682-686.

6. De leerlingenbestanden zijn niet overgeleverd, alleen de namen van de prijswinnaars – die in de plaatselijke krant verschenen – en daartussen bevindt Kouwenhoven zich niet.

7. Van Eynden 3 (1816-1840) 219.

8. Schilderijen van Kouwenhoven: Jonge herderin bij haar kudde, olieverf op paneel, veiling 26-10-1212 en 4-12-2013; Slapende herder met vee en een ezel in een berglandschap, olieverf op paneel, veiling 30-3-2013; Gezicht op een veld met molen bij Rotterdam tijdens de zomer, olieverf op paneel, veiling 18-11-2013 en 23-6-2014; Kudde in een heuvelachtig landschap, olieverf op paneel, veiling 10-3-2003; Rivierlandschap met een jongen die een geit melkt, olieverf op paneel, veiling 29-4-1998; Zomerlandschap, olieverf op paneel, gemonogrammeerd r.o., Simonis & Buunk; Winterlandschap met schaatsers, olieverf op paneel, gemonogrammeerd l.o., Simonis & Buunk.

9. https://www.old-master-drawing.com/home/product/view/13/275.html Andere tekeningen van Kouwenhoven: Gezicht op een ruïne van een kerk aan een gracht, verso ‘J. van Kouwenhoven’, in 1979 in bezit van Kate de Rothschild, Londen; Berkenlaantje, collectie De Grez, Museum van Schone Kunsten, Brussel; Landschap met kerk en woonhuis en op de voorgrond een mannetje met een stok, veiling Christie’s 23 maart 2010, lot 50.

10. J.A. Bakker, De oorsprong der Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen te Rotterdam aangetoond in de geschiedenis van het Teekengenootschap ‘Hierdoor tot Hooger’ (Rotterdam 1900), 44; Van Giersbergen, Rotterdamse Meesters. Twee eeuwen kunstacademie in Rotterdam 1773-1998 (Rotterdam 2012) bijlage 3, 205.

11. Bakker (1900), 44; Van Giersbergen (2012) bijlage 3, 205.

12. Rotterdamsche Courant, 18-1-1820, 17-4-1821 en 8-5-1821.

13. Van Eynden 3 (1816-1840) 219; A.J. van der Aa, Biographisch Woordenboek der Nederlanden, dl. 10 (Haarlem 1862) 373-374. https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog12_01/aa__001biog12_01_0636.php

14. Lijst der Kunstwerken van nog in leven zijnde Nederlandsche Meesters en Kunstliefhebbers welke zijn toegelaten tot de Tentoonstelling in ’s Gravenhage (Den Haag 1819) cat.nrs. 81, 82 en 83; Van Eynden 4 (1816-1840) 21.

15. Van den Eynden 3 (1816-1840) 219; Helen C.M. Marres-Schretlen i.s.m. Rob Meijer, ‘Ontstaan en opkomst van de lithografie in Nederland’, in: Lithografie in Nederland, jg. 15, nr. 1 (oktober 1998) 14 en 16.

Wilma van Giersbergen, 2021